RAWeetje

Hoe moet ik de kosten toedelen in de inschrijvingsstaat?

Bij inschrijving op een RAW-bestek wordt op het inschrijvingsbiljet het bedrag genoemd waar de inschrijver het werk voor wil aannemen, de inschrijvingssom.
Profielfoto van Jacques Teunissen
4 juni 2020 | 4 minuten lezen

Daarnaast moet er volgens De Standaard RAW Bepalingen artikel 01.01.02 lid 2 een ontleding van de inschrijvingssom worden verstrekt. Deze ontleding wordt de inschrijvingsstaat genoemd. De inschrijvingsstaat dient als hulpmiddel voor de bepaling van de verrekenprijzen en tijdens de uitvoering wordt hij gebruikt om de grootte van de betalingstermijn op te stellen.

Inschrijvingsstaat

De inschrijvingsstaat is opgedeeld in een gedeelte boven het subtotaal en een gedeelte onder het subtotaal. Boven het subtotaal worden de directe kosten vermeld. Onder het subtotaal de indirecte kosten. De som van de ontleding op de inschrijvingsstaat (het eindtotaal) moet overeenkomen met de inschrijvingssom op het inschrijvingsbiljet.

Bedragen boven het subtotaal

De inschrijvingsstaat vermeldt van elke bestekspost, de zogenoemde resultaatsverplichting, het bestekspostnummer, een korte omschrijving met de bijbehorende eenheid en hoeveelheid. De aard van de betreffende hoeveelheid vermeldt: verrekenbaar (V), niet verrekenbaar (N) of te accorderen (A). De inschrijver vermeldt achter elke bestekspost de prijs per eenheid en het totaalbedrag. In de prijs per eenheid dienen alle productiegebonden kosten te zijn begrepen die nodig zijn voor het tot stand brengen van de resultaatsverplichting (zie artikel 01.01.03 lid 02 van de Standaard of artikel 01.01.06 lid 02 voor RAW-raamovereenkomsten).

Ook de eventuele opbrengsten van vrijgekomen materialen worden in beginsel als productiegebonden kosten gezien. Indien de aanbesteder een afzonderlijke bestekspost ‘opbrengsten vrijgekomen materiaal` in de overeenkomst heeft opgenomen (een post voor opbrengsten onder de eenmalige kosten is ook mogelijk), dan moet de inschrijver zijn ontleding daarop afstemmen. Opgemerkt wordt dat opbrengsten van vrijgekomen materialen kunnen resulteren in negatieve prijzen per eenheid en negatieve bedragen in de inschrijvingsstaat. De som van de bedragen van de besteksposten vormt het ‘subtotaal’ in de inschrijvingsstaat.

Bedragen onder het subtotaal

Na de opsomming van de besteksposten, geeft de inschrijvingsstaat onder het subtotaal de staartposten weer. Uitgangspunt voor het opnemen van kosten bij de staartposten is dat deze niet of slechts indirect variëren met de omvang van het werk. De staartposten zijn onder andere verdeeld naar ‘eenmalige kosten’, ‘uitvoeringskosten’, ‘algemene kosten’, ‘winst en risico’, ‘stelposten’ en ‘bijdragen’. De inschrijver mag de post ‘Eenmalig kosten’ uitbreiden met onderdelen die hij nodig acht voor zijn wijze van uitvoering van het werk. Met uitzondering van de stelposten, zijn alle, na het subtotaal in de inschrijvingsstaat opgegeven bedragen ‘niet-verrekenbaar’ en daarmee geen percentages.

Uitzondering hierop vormen de staartkosten in de inschrijvingsstaat van een RAW-raamovereenkomst: het opnemen van stelposten en eenmalige kosten is daarin niet mogelijk. Voor de ‘uitvoeringskosten’, ‘algemene kosten’, ‘winst en risico’ en voor de ‘korting’ dienen vaste percentages te worden opgegeven door de aannemer.

Eenmalige kosten

Deze houden verband met (onderdelen van) het werk, maar nemen niet (evenredig) toe of af met de omvang daarvan. Eenmalige kosten kunnen verband houden met een enkele bestekspost, bijvoorbeeld: transportkosten van, naar of binnen het werk en kosten voor het inrichten, afbreken en verwijderen van benodigd materieel of installaties.

Er zijn ook eenmalige kosten die aan het gehele werk (of een groep van aan elkaar gerelateerde resultaatsverplichtingen) zijn toe te rekenen. Voorbeelden daarvan zijn kosten voor het opzetten en inrichten van het werkterrein en de aan- en afvoer van materieel. De inschrijver mag bij de eenmalige kosten posten toevoegen die hij nodig acht voor zijn wijze van uitvoering van het werk. De hoogte van het bedrag van de eenmalige kosten wordt onder andere bepaald door de organisatie en uitvoeringswijze van de aannemer.

Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten zijn (meestal) tijdgebonden kosten. De omvang van deze kosten wordt beïnvloed door de grootte, de duur en de aard van het werk. De wijze waarop een inschrijver de uitvoeringskosten bepaalt, is verschillend: aan de hand van een percentage over het subtotaal, door middel van berekening (bijvoorbeeld geschatte tijdsbesteding uitvoerder) en dergelijke. Ook is er geen vaste relatie tussen de uitvoeringskosten en de productieomvang (een geringe productie en een omvangrijke productie kunnen gelijke uitvoeringskosten vergen). Voorbeelden van uitvoeringskosten zijn:

  • uitzetten van het werk;
  • huur schaftkeet;
  • uitvoering laboratoriumproeven;
  • kosten uitvoerder.

Algemene kosten

Tot de algemene kosten worden onder andere de overheadkosten van de aannemer gerekend, die vaak als percentage van de totale bedrijfsomzet door hem worden toegerekend aan de individuele werken. Dit percentage vormt voor de inschrijver een gegeven dat bijvoorbeeld jaarlijks wordt bijgesteld voor nieuwe inschrijvingen.

Winst en risico

Winst en risico worden door de aannemer bepaald aan de hand van een percentage of bedrag. Specifieke omstandigheden die de risico’s bepalen, kunnen dit mede beïnvloeden.

Stelposten

De stelposten zijn bedragen die binnen de aannemingssom vallen en bij de ontleding van de aannemingssom terug te vinden zijn onder de staartposten. De inschrijver heeft geen directe invloed op deze bedragen.

Bijdragen

De bijdragen voor RAW en FCK-CT (Fonds Collectieve Kennis-Civiele Techniek), zijn bedragen die binnen de aannemingssom vallen en bij de ontleding van de aannemingssom terug te vinden zijn onder de staartposten. De inschrijver heeft geen directe invloed op deze bedragen.

Overigens worden deze bijdragen berekend op basis van de inschrijvingssom en maken daar, vanwege wet- en regelgeving, tegelijkertijd deel van uit.

Opbrengsten

Bij veel projecten is er sprake van vrijgekomen materialen. Als deze materialen – oude bouwstoffen – herbruikbaar zijn, kunnen deze een zekere waarde hebben. Als van deze materialen het eigendom wordt overgedragen aan de aannemer, kan de aannemer de mogelijke opbrengst hiervan meenemen in de inschrijvingssom van het werk. Meestal neemt de opdrachtgever de eigendomsoverdracht van deze vrijkomende materialen als besteksverplichting op. Dit betekent dat de aannemer hier bij zijn inschrijving rekening mee moet houden.

Afhankelijk van de aard en omvang – bij een sloopwerk zal dit aspect zich anders manifesteren dan bijvoorbeeld bij het vrijkomen van een aantal m2 straatstenen – zullen partijen behoefte hebben de financiële consequenties van mogelijke opbrengsten in de ontleding van de aannemingssom zichtbaar te maken. Hiertoe zijn voor de bestekschrijver de volgende mogelijkheden denkbaar:

  • De opbrengsten deel laten uitmaken van de desbetreffende resultaatsverplichting met als gevolg een reductie van de prijs per eenheid. Dit is de regeling zoals die nu is opgenomen in de Standaard;
  • In een afzonderlijke resultaatsverplichting ‘opbrengst vrijgekomen materiaal’ (de bijbehorende prijs per eenheid zal negatief zijn); dit biedt de mogelijkheid tot verrekening van afwijkingen van hoeveelheden vrijgekomen materiaal.

Om het vergelijken van inschrijvingen mogelijk te maken, is het essentieel om de aard (onder meer de mate van herbruikbaarheid) en de omvang van de vrijkomende materialen in het bestek te vermelden, zodat alle inschrijvers hun prijs daarop kunnen baseren. Als het bestek niet in een mogelijkheid voorziet hoeveelheden vrijgekomen materialen te verrekenen, zal een (belangrijke) afwijking van de in het bestek omschreven situatie aanleiding zijn tot een bestekswijziging. Eenduidigheid – bijvoorbeeld door een verwijzing naar de post waar de desbetreffende materialen zijn vrijgekomen – vereenvoudigt het bepalen van de omvang van de overeen te komen bestekswijziging.

Download hier de PDF versie van het RAWeetje