Print blogartikel
RAWeetje
Mag ik in mijn bestek een leverancier of product voorschrijven?
Het voorschrijven van een bepaald product of een product van een bepaalde leverancier in een bestek roept vaak vragen op.
Rob van Maanen
4 juni 2020 | 2 minuten lezen
In paragraaf 17 lid 5 van de UAV 2012 is geregeld dat, indien de directie zulks goed vindt, de aannemer in plaats van in het bestek met fabrieksnaam aangeduide bouwstoffen andere bouwstoffen zal mogen leveren mits van overeenkomstige hoedanigheid. Belangrijk hierbij is de rol die de directie wordt toegekend.
In de Europese richtlijn ‘Gunnen van overheidsopdrachten’ is echter aangegeven dat het de lidstaten verboden is in contractclausules die voor een bepaalde opdracht gelden, technische specificaties op te nemen, die producten van een bepaald fabrikaat of van een bepaalde herkomst dan wel bijzondere werkwijzen vermelden, waardoor bepaalde ondernemingen worden begunstigd of uitgeschakeld. Het is met name verboden merken, octrooien of typen, of een bepaalde oorsprong of productie aan te duiden. Een dergelijke aanduiding, vergezeld van de vermelding ‘of gelijkwaardig’, is evenwel toegestaan wanneer het de aanbestedende diensten niet mogelijk is door middel van voldoende nauwkeurige en voor alle betrokkenen begrijpelijke technische specificaties het voorwerp van de opdracht te omschrijven. Deze regeling heeft zijn weg gevonden via het Aanbestedingsreglement Werken (ARW) in de Aanbestedingswet.
Op grond hiervan wordt binnen de RAW-systematiek de stelregel gehanteerd, dat geen leverancier of product bij naam in het bestek mag worden genoemd.
Er zijn echter omstandigheden waarbij het voor de opdrachtgever gewenst is dat een bepaald product wordt toegepast of geplaatst in een werk. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke producten zoals speeltoestellen die men wil plaatsen of producten die passen bij reeds eerder toegepaste systemen. Soms brengt de tijdsplanning met zich mee dat het product al vastgelegd moet worden bij de producent om op te nemen in het productieschema van de fabrikant. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij het leveren van betonnen putten. Of bij materialen waarbij een langdurig beproevingsproces doorlopen moet worden voordat het product geleverd kan worden.
Doet een dergelijke situatie zich voor, dan kan de opdrachtgever overwegen dit soort producten zelf aan te schaffen en deze vervolgens ter beschikking te stellen aan de aannemer.
Mocht het zo zijn dat het niet anders mogelijk is dan in het bestek een bepaald product met naam en toenaam voor te schrijven, dan moet altijd toegevoegd worden ‘of gelijkwaardig’ of ‘daarmee overeenstemmend’. In dit geval zal de opdrachtgever zich er op moeten voorbereiden dat de aannemer mogelijk met een ander product zal komen waarbij dan de vraag beantwoord moet worden ‘hoe toon ik aan dat het een met het voorgeschreven product overeenstemmend of gelijkwaardig product is’. In Europees verband wordt aangegeven dat in een dergelijke situatie het goed zou zijn het product te omschrijven met specificaties die een functioneel karakter hebben. De gelijkwaardigheid van verschillende producten zou daarmee eerder aangetoond kunnen worden. Bij het voorschrijven van een product met merknaam zou de opdrachtgever reeds in het bestek kunnen aangeven welke ‘functionele’ eisen als beoordelingscriterium zullen worden gehanteerd bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid.
Het antwoord op de bovenstaande vraag is dus: ‘nee, tenzij ...’.